Korte geschiedenis van Parijs

Parijs: van moddergat tot wereldstad

De kop boven deze pagina is misschien wat misleidend, want Parijs kent juist een lange geschiedenis. En zo kort is dit verhaal nu ook weer niet geworden. Desalniettemin is het hier vertelde verhaal de geschiedenis van Parijs in een notendop - want er valt nog zo ongelovelijk veel meer te vertellen dan je hier op deze pagina kunt lezen.


Lutetia door Uderzo

Afbeelding: Lutetia zoals het wordt afgebeeld in de albums van Astérix


In den beginne...

Waarschijnlijk wordt het eiland in de Seine en de omringende oevers al sinds het Neolithicum (zo'n 7500 jaar v. Chr.) bewoond. Rond 400 v.Chr. is er sprake van een echt dorp, dat bewoond werd door een Gallische stam met de naam Parisii. Ze bouwden hun nederzetting op en rond het eiland dat nu het Île de la Cité is, de makkelijkste plek om de rivier de Seine over te steken. Het werd een welvarend dorp, dat zijn eigen munten sloeg en handel dreef met plaatsen tot in het huidige Duitsland en Spanje.


Lutetia

In 52 v.Chr. werd het dorp door troepen van Julius Caesar veroverd en kreeg het de naam Lutetia Parisiorum - dat werd afgekort tot Lutetia. De naam Lutetia is waarschijnlijk afgeleid van een oud keltisch woord voor 'modder', waarmee verwezen wordt naar de moerassige omgeving van het dorp.

Vanwege de gunstige ligging langs verschillende handelsroutes groeide Lutetia gestaag. Het had in de Romeinse tijd onder andere een forum, badhuizen, tempels, theaters en een amfitheater. Dat wil echter niet zeggen dat we hier al met een wereldstad te maken hebben. Integendeel: Lutetia had in die tijd rond de 5.000 inwoners. Daarmee was het slechts een middelgrote Romeinse stad.

Al voor de val van het Romeinse Rijk, vanaf ca. 300 n.Chr., werd de stad Civitas Parisiorum ('Stad van de Parisii') genoemd, dat werd afgekort tot 'Parisius' (Latijn) of 'Paris' (Frans). Rond dezelfde tijd verscheen ook het Christendom in de regio. Dat ging niet zonder slag of stoot. Het kostte de boodschapper, Saint-Denis, zijn hoofd. De heuvel waarop zijn executie werd uitgevoerd kreeg de naam 'Mons Martyrum' wat 'Berg van de Martelaren' betekent. Deze naam werd later verbasterd tot 'Montmartre'.


Paleis het Louvre

Afbeelding: Paleis het Louvre in de late Middeleeuwen


Middeleeuwen

Na het ineenstorten van het Romeinse rijk, rond de 5e eeuw na Christus, werd Parijs de hoofdstad van het Frankische Rijk. Maar oa. aanhoudende plunderingen door Vikingen leidden toch een periode van teruggang en verval in.

Rond het jaar 1200 was Parijs opgeklommen uit het dal en was het weer de onbetwiste hoofdstad van Frankrijk - zowel politiek als op religieus en cultureel gebied: het Louvre, de Notre-Dame en de universiteit Sorbonne stammen alle uit deze tijd.

Aan enkele eeuwen van grote bloei kwam een abrupt einde toen in 1348 de Pest de kop op stak en voor ruim 800 doden per dag zorgde. Kort daarop volgde een tweede klap, door een serie oorlogen met de Engelsen, die meer dan 100 jaar zou duren. In die periode werd Parijs ruim 80 jaar door Engelse en Bourgondische troepen bezet.

Maar ook aan deze oorlogen kwam een eind. Rond 1500 ging het weer beter met Parijs. Het Louvre, dat tot dan toe een vesting was, werd in 1534 door koning François I verbouwd tot paleis. Vijftig jaar later werd door zijn opvolgster Catherine de Medici het Palais des Tuileries met de bijbehorende tuinen aangelegd.


Verlichte tijden

Onder het bewind van de geliefde koning Henri IV ('de Goede') bloeide Parijs verder. Uit deze tijd (ca. 1600) stammen onder andere nog de Pont Neuf en de Place des Vosges. Vooral aan het laatstgenoemde plein is goed te zien dat Parijs een nieuwe tijd (De Verlichting) tegemoed ging. Na de dood van Henri IV (ondanks zijn goede bedoelingen werd hij toch vermoord - door een fanatieke katholiek) liet zijn vrouw Maria de Medici een nieuwe residentie, het Palais du Luxembourg, bouwen.

Parijs werd verder verfraaid onder bewind van koning Lodewijk XIII (1610-1643) en zijn eerste minister, Kardinaal de Richelieu. Vooral die laatste was erg gedreven om van Parijs de mooiste stad van Europa te maken.

Zijn opvolger, de beroemde zonnekoning Lodewijk XIV (1643-1715), was minder gesteld op Parijs. Hij had een angst voor de Parijzenaren ontwikkeld, omdat hij er in z'n jeugd een opstand had meegemaakt en daarvoor de stad moest ontvluchten. Die angst was de belangrijkste reden om zijn residentie te verplaatsen naar een stadje een eindje buiten Parijs: Versailles.

Onder Lodewijk XV (1715-1774) werd Parijs vooral in westelijke richting uitgebreid. Zo werden rond 1770 de Champs-Élysées en de Place de la Concorde aangelegd. Dat plein heette toen nog Place Louis XV.


Parijs in 1657

Afbeelding: Parijs in 1657


Revolutie!

Frankrijk was inmiddels echter in een economische crisis beland. De begroting was niet op orde, maar door tegenwerking van oa. de adel en de geestelijkheid was het onmogelijk om tot wijzigingen in het belastingstelsel te komen. Ondertussen leed het volk honger en tekenden de verschillen tussen de armoede van het gewone volk en het rijke leven aan het hof zich steeds sterker af.

Op 11 juli 1789 werd op het eerder genoemde Place Louis XV dan ook een (nog) vreedzame protestdemonstratie gehouden van verontruste burgers. Deze demonstratie zou binnen een paar dagen uitmonden in een ware veldslag, met onder andere de Bestorming van de Bastille op 14 juli als gevolg. De Franse Revolutie was een feit.

De koning, inmiddels Lodewijk XVI (1774-1792) overleefde de revolutie niet. Op hetzelfde plein, inmiddels omgedoopt tot Place de la Révolution, verloor hij in januari 1793 zijn hoofd onder de guillotine. Zijn vrouw, Marie Antoinette, onderging acht maanden later hetzelfde lot.

Nog ruim 16.000 gezaghebbers, aristocraten en lastige personen werden door de ingestelde Revolutionaire Raad ter dood veroordeeld. Hun bezittingen werden ingepikt of vernield. Vanwege alle tumult vluchtten vele inwoners de stad. Het inwonertal van Parijs daalde in een paar jaar tijd met meer dan 100.000 inwoners.


Hoofdstad van een keizerrijk

Het rumoer hield aan tot 1799, toen het tij werd gekeerd door de instelling van het Consulat. De Eerste Consul werd een jonge militair met een indrukwekkende staat van dienst: Napoleon Bonaparte.

Vijf jaar later kroonde Napoleon zichzelf tot Keizer der Fransen. De ceremonie vond plaats in de Notre-Dame in aanwezigheid van paus Pius VII.

Onder Napoleon groeit Parijs weer - en flink. In 15 jaar tijd kreeg de stad er zo'n 160.000 inwoners bij. In Parijs voerde een aantal belangrijke veranderingen door. Zo werd onder zijn gezag de beroemde begraafplaats Père Lachaise aangelegd en kwam er een nieuwe brug over de Seine: de Pont des Arts. Het Paleis het Louvre werd een museum - met naast Franse kunst ook kunst uit de gebieden die hij veroverd had. En om die veroveringen te vieren, liet hij op verschillende plekken in de stad triomfbogen plaatsen, waarvan de Arc de Triomphe de bekendste is.


Grands Boulevards

Na zijn nederlaag bij de Slag van Waterloo deed Napoleon afstand van de troon. De monarchie werd hersteld en de macht kwam in handen van Lodewijk XVIII, een jongere broer  van Lodewijk XVI. Ondertussen voltrok zich ook de industriële revolutie, en bleef Parijs groeien tot meer dan een miljoen inwoners. Wat betreft politiek bleef het onrustig in Frankrijk en Parijs.

In 1853 greep een neef van Napoleon Bonaparte de macht en liet zich opnieuw tot keizer kronen: Napoleon III. Hij bleef aan de macht tot 1870. Vrijwel meteen benoemde hij Baron Hausmann tot Prefect van de Seine.

Haussmann kreeg de opdracht om Parijs gezonder te maken en de verkeersdrukte aan te pakken. Hij ging zeer voortvarend te werk. De stad werd één grote bouwplaats. Duizenden woningen werden gesloopt om plaats te maken voor grote pleinen, parken en boulevards.

Of de man een vloek of een zegen is geweest voor de stad - daar zijn de meningen nog steeds over verdeeld. Feit is wel dat het Parijs dat we nu kennen, voor een groot deel het Parijs is van Haussmann: Geschat wordt dat hij meer dan de helft van Parijs veranderd heeft.


Parijs als stad van de kunsten

In 1870 viel het Tweede Keizerrijk. Dit betekende ook het einde van de bemoeienissen van Haussmann met Parijs. Frankrijk wordt weer een republiek.

Voor Parijs breekt een periode van grote bloei aan, die we nu kennen als de Belle Époque. Dit is de tijd waarin cabarets als de Moulin Rouge en Le Chat Noir worden opgericht en gebouwen als de Sacre Coeur en de Eiffeltoren worden gebouwd. Ook wordt in deze tijd een begin gemaakt met de aanleg van de Métro en beginnen de gebroeders Lumière een bioscoop.

Het nieuwe élan in Parijs werkt als een magneet op kunstenaars. Vrijwel alle belangrijke kunstenaars uit die tijd leven en werken een tijd in de stad: schilders als Van Gogh, Monet, Manet, Renoir, Toulouse-Lautrec, maar ook componisten als Debussy, Stravinsky, Saint-Saens, Ravel en Chopin en schrijvers als Émile Zola. Ze inspireren elkaar enorm en nieuwe ideeën en stromingen volgen elkaar dan ook in razend tempo op: Impressionisme, expressionisme, pointillisme, art nouveau, art deco. Alle hebben ze hun wortels in de Belle Epoque en in Parijs.

In deze tijd verschijnen ook de eerste warenhuizen in Parijs. Beroemde namen, die nog steeds tot de verbeelding spreken: de Au Bon Marché, Galeries Lafayette, La Samaritaine. Ook voor ondernemers op het gebied van luxe-goederen, waaronder Louis-François Cartier, Thierry Hermès en Louis Vuitton, betekende deze tijd een vliegende start.


Oorlog!

Aan deze heerlijke periode komt abrupt een eind als Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië de oorlog verklaren aan Frankrijk, Groot-Brittannië en Rusland. De Eerste Wereldoorlog is een feit.

Parijs komt deze oorlog redelijk ongeschonden door: het front ligt honderden kilometers van de hoofdstad verwijderd. Wel wordt de stad aan het einde van WO-I verschillende keren gebombardeerd - vanuit vliegtuigen en door Duitse superkanonnen.

Uiteindelijk wordt in 1919 in het Paleis van Versailles het beroemde Verdrag van Versailles getekend, waarmee aan de Eerste Wereldoorlog een einde komt.


Gekke jaren

In de periode die hierop volgt, probeert Parijs de draad weer op te pakken. Dat lukt wonderbaarlijk en rond 1925 is Parijs weer een bloeiende stad. Opnieuw trekken vele kunstenaars naar Parijs. Onder hen schilders als Pablo PicassoMax Ernst, Salvador Dalì, Magritte en Miró, en schrijvers als Nabokov en Hemingway.

Opnieuw volgen de kunststromingen elkaar is snel tempo op: surrealisme, kubisme, dadaisme, art-deco en het modernisme. Dansen zijn razend populair - met name de Charleston en de Tango. Coco Chanel is er de Koningin van de Mode. Het zijn werkelijk Annees Folles - 'gekke jaren'.


Opnieuw oorlog

Maar ook nu duurt de vrolijkheid niet lang. Een beurskrach in het verre Amerika leidt een jarenlange en wereldwijde depressie in, waar ook Frankrijk door getroffen wordt. Buurland Duitsland wordt echter nog veel harder getroffen. Uit de crisis die daar plaatsvond, stond een man op die in 1940 de stad zou bezetten: Adolf Hitler.

Parijs bleef de hele oorlog bezet. Vergeleken met veel andere grote steden in Europa kwam Parijs er genadig van af Ze werd nauwelijks gebombardeerd. De bezetting was vooral een flinke vernedering voor de Fransen en Parijzenaars. Voedsel, tabak en brandstof was gerantsoeneerd. Maar het meest confronterend was misschien wel de avondklok: na 9 uur 's avonds mocht je de straat niet meer op.

In augustus 1944 werd Parijs bevrijd door de Geallieerden. Hitler had vlak daarvoor nog opdracht gegeven om belangrijke monumenten op te blazen, maar de Duitse commandant van de stad, generaal Von Choltitz, weigerde dat bevel uit te voeren.

De grote held van de bevrijding was generaal Charles de Gaulle, leider van de Franse regering in ballingschap. Hij werd onthaald met een enorme parade op de Champs-Élyssées.


Intocht van De Gaulle in 1944

Foto: De intocht van De Gaulle in 1944


Parijs na de Tweede Wereldoorlog

Ook nu weet Parijs de weg naar boven weer te vinden. Na de oorlog ontpopt Parijs zich opnieuw tot een stad van kunst en cultuur. Christian Dior zet Parijs als modestad op de kaart en het duo Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir maakt Parijs ook voor de intellectuele elite een place-to-be.

Ondertussen was het in Parijs ook erg onrustig. Er waren communistische demonstraties, aanslagen door Algerijnse onafhankelijkheidsstrijders en studentenoproeren. Het tij keerde aan het eind van de jaren '60, toen Charles de Gaulle werd gekozen als president.

De naoorlogse jaren kenmerken zich ook door het ontstaan en groei van de buitenwijken, de banlieues. In het Parijs van na de oorlog waren er flinke huisvestingsproblemen. Veel van de bestaande woningen waren oud en uit-de-tijd. Zo had in 1954 meer dan 80% van de huizen geen eigen badkamer en 55% geen eigen toilet. De nieuwe buitenwijken moesten deze problemen helpen oplossen.

De buitenwijken werden echter al gauw een onderkomen voor nieuwkomers: mensen afkomstig uit de voormalige wingebieden in Noord-Afrika, zoals Marokko en Algerije. Ook strijken veel Spanjaarden neer in de buitenwijken, gevlucht voor het bewind van Franco of op zoek naar (beter) werk. Deze plotselinge stroom nieuwkomers bracht nieuwe spanningen met zich mee.


Het Parijs anno Nu

Parijs heeft zich staande weten te houden als wereldstad. Het is niet meer het intellectuele hart of de kunstenaarsstad die het ooit was - dat stokje heeft het moeten overgeven aan steden als New York, Londen en Berlijn. Op cultureel gebied spant de stad echter nog steeds de kroon: de modeshows, de musea, de vele bezienswaardigheden en de rijke historie maken de stad tot één van de meest bezoekwaardige steden ter wereld.

En op dat gebied weet Parijs nog steeds te verrassen. Zo is het ondertussen een soort traditie dat elke president iets aan Parijs nalaat. Ze worden de Grands Travaux of 'Grote Werken' genoemd. Zo liet Charles de Gaulle de markt Les Halles moderniseren en werden de façades van de Notre Dame en andere monumenten opgeknapt en ontdaan van eeuwenoud vuil.

President Georges Pompidou liet het Centre Pompidou bouwen, met daarin één van 's werelds belangrijkste musea voor moderne kunst. Zijn opvolger, Valery Giscard d'Estaing, veranderde het oude treinstation Gare D'Orsay in het Musée D'Orsay, vol met kunst uit de Belle Epoque.

President François Mitterrand, die maar liefst 14 jaar aan de macht was, bouwde een nieuwe Nationale Bibliotheek, liet de Grande Arche bouwen in La Défence, en de beroemde glazen piramide plaatsen voor het Louvre.

De laatste aanwinst in dit rijtje is het Musée de Quai Branly, een etnografisch museum, dat door president Jacques Chirac werd geïnitieerd.

Ondertussen wordt de stad steeds verder opgeknapt en verfraaid. De metro wordt alsmaar uitgebreid. De kades van de Seine zijn op veel plaatsen omgetoverd in fraaie wandelgebieden, waar het goed toeven is. Parijs doet echt zijn best om een stad te blijven die je gezien moet hebben!

Tips De geschiedenis van Parijs